‘Je moet vandaag even langs Enrico’, zei Carolina vanochtend. ‘Zeg maar dat je een vriendin van mij bent. Enrico heeft een slagerij en weet nog weer twee huizen die te koop staan’. Dus ga ik naar Enrico. In de slagerij in het dorp schalt de tv, geen klant binnen en Enrico -zo blijkt later- zit lekker de krant te lezen. Als ik zeg dat ik een vriendin van Carolina ben, veert hij direct overeind. Ja, hij weet twee huizen, maar hij belt even met een vriend. Na 5 minuten aan de telefoon te hebben gesproken, geeft hij me het telefoonnummer van Massimo, een vriend van hem. Hij spreekt Engels en ik kan hem bellen voor een afspraak: ‘zeg maar dat je een vriend van Enrico bent’. En met twee dikke zoenen en een omhelzing neemt mijn nieuwbakken vriend afscheid van me.
Massimo blijkt inderdaad uitstekend Engels te spreken. Hij geeft aan dat een van de twee huizen geschikt zou kunnen zijn. Het huis – met een atelier in de tuin- is geheel gerenoveerd en de Engelse eigenaren willen er snel vanaf. Ik spreek af hem ’s middags bij de slagerij van Enrico te ontmoeten.